3. Vogels van het Flevopark
'Soms hoor je de meest merkwaardige geluiden. Ongeveer half mei liep ik op een ochtend met de hond in het Flevopark te wandelen. In bevond mij in het dennenbos en ik hoorde een raar piepend geluid. Het leek wel of iemand constant een deur in een nog niet gerenoveerd pand open en dicht deed. Slecht hang en sluitwerk, concludeerde ik. Maar ja, ik liep toch in een park. Het geluid kwam van ongeveer de derde verdieping, pardon, de derde tak van onderen. ik keek naar boven en zag daar een uilachtige vogel zitten die maar bleef piepen. Ik dacht direct aan een ransuil, want ik wist dat er regelmatig ransuilen in het bos bivakkeren. Thuis toch maar even in mijn vogelboekje gekeken en dat bracht uitkomst. Daarin stond: 'jong heeft een hongerroep als het geknars van een niet geolied scharnier'. De stadsvernieuwing laat je ook nergens los.'
(observatie van de schrijver, gepubliceerd in buurtblad de Tong Tong van juni 1989, themanummer 10 jaar Stadsvernieuwing in de Indische Buurt)
Het is niet voor niks dat de groep bewoners die zich hebben verenigd in de Werkgroep Flevopark (inmiddels opgegaan in de Vereniging Vrienden van het Flevopark, red.) , om zich actief in te zetten voor o.a. behoud van het natuurlijke karakter van dit park, destijds kozen voor de ransuil als hun symbool. Het zogenaamde dennenbosje in het Flevopark heeft lange tijd een fameuze roestplaats gehad waar in de winter regelmatig tien of meer ransuilen verbleven. Daarnaast was er ieder jaar een broedpaar. [helaas zijn ransuilen tegenwoordig niet meer zo vaak te zien in het park, bovenstaande foto door Francina Ditzel is in 2015 genomen, red.]
Ransuilen eten vooral muizen, de resten kotsen ze weer uit in de vorm van braakballen. Het jachtgebied van de ransuilen van het Flevopark strekt zich waarschijnlijk uit van het park en begraafplaats zelf tot de gebieden rond het Flevopark (Annapolder, rangeerterrein, Diemerzeedijk).
Nog een uilesoort is in het park gesignaleerd:de kerkuil. Een van de bewoners van de vissershuisjes ontdekte voorjaar 1992 een dood exemplaar in haar schuur. Met het ophangen van geschikte kasten kan de kans toenemen dat de kerkuil zich ook daadwerkelijk in het park vestigt.
Natuurlijk bevat het park nog veel meer vogels. Op de lijst van waargenomen vogels kunt u ze - met wat bijzonderheden daaraan toegevoegd - rustig nalezen. U kunt ook meegaan met een fantastische wandeling die u door alle jaargetijden en op alle plekken door het park voert. Het verhaal is geschreven door Jaap Uileman, bewoner van de Indische Buurt en lid van het Ontwerpteam Flevopark.
"Het is maar net waar je erin komt of eigenlijk erin komen is niet eens nodig, want het stukje langs de Valentijnkade of een wandelingetje langs de Kramatweg onthult al een deel van wat het Flevopark te bieden heeft. De ringvaart vertoont in de winter, als het praktisch dicht ligt, bij de brug reeds grote bedrijvigheid, met forse pootbewegingen houden de wilde (wat is wild) eenden hun vaarwater open, enthousiast bijgestaan door een groep meerkoeten, die in tijden van nood elkaar plotseling blijken te verdragen. Als het ijs weer weg is en het park in koude ongenaakbaarheid nog bij ligt te komen van de winter en de en de meerkoeten plekjes gaan zoeken om te nestelen, worden de vrienden van gisteren de grootste rivalen, die niets in hun nabijheid dulden. Wat waterhoentjes, juist, die met die rode snaveltjes, scharrelen er tussendoor. Even verder in de tijd en hier zwemmen de fuut, met zijn prachtig baltsgedrag, de tafeleend en de kuifeend.
Vroeg in het jaar 's morgens, met wat grondvorst, staan als kleumende ouden van dagen, de reigers in een groep van 20 … 30 stuks bij elkaar of ze vergaderen over wat had kunnen zijn.
Vaak scharrelt hier een heel groepje staartmezen, waarvan men vertelt, dat ze bij koude zich aan elkaar vasthouden als een bal, om de nacht door te brengen. Ook onze winterloge's, de koperwieken kan men hier tegenkomen. Goed opletten, want in de bomen ziet men vaak het felle rood van de timmerman, de bonte specht. Ondertussen vliegen overal koolmezen met hun gele borst rond, terwijl hun kleinere familielid de pimpelmees zich ook, maar minder laat zien. Overgekomen uit het Vondelpark, via Amstelpark en Frankendael, veronder- stel ik, hoort men soms, waar de slootjes bij elkaar komen, een exotisch geluid, een groene flits met een prachtige lange staart.
In deze hoek tegen het sportterrein, zie je ook regelmatig de vlaamse gaai, in het onderhout (even het vergrootglas erbij) ons kleinste vogeltje het vuurgoudhaantje (red.: op de foto een goudhaantje, foto Francina Ditzel) en omdat we toch in de mini's zitten, zien we hier ook het roodborstje en het winterkoninkje.
Op de grote weiden verblijven altijd wel een stel eksters met hun prachtige staalblauwe veren en laat u niet wijs maken dat ze schadelijk zijn, want roofvogels eten 75 keer meer vogeltjes en die zijn

Genoeg redenen om dit stukje natuur tegen de stadsrand te koesteren en op te knappen en hopen dat onze gevederde vrienden gauw weer tot rust komen of weer terug zullen komen. Er zullen echt wel vogels zijn, die we over 't hoofd gezien hebben (tjiftjaf), neem ons niet kwalijk (maar graag even melding). Wij wensen u een heel prettige wandeling."
door Jaap Uileman, 21 april 1992.

ijsvogel in Flevopark - Foto: Francina Ditzel
Aanbevelingen t.b.v. vogelstand
Extern deskundige Harm van de Veen constateerde in zijn advies dat het park mogelijkheden biedt een aantal karakteristieke vogelsoorten een passend biotoop te bieden. Daarbij gaat het niet alleen om zeer algemene soorten als merel, koolmees, spreeuw, huismus en ekster, maar ook om soorten, die heel specifieke eisen stellen aan de vegetatiestructuur en aan een minimum aan rust op de plek waar de vogels broeden. Bijvoorbeeld de heggemus, spotvogel, zwartkop, tuinfluiter, grasmus, braamsluiper, grauwe vliegenvanger en groenling in de 'droge' zone (vogels gebonden aan bos en struweel) en fuut, waterhoen, kleine karekiet en rietzanger in de 'natte' zone (vogels gebonden aan oevervegetaties met een aandeel riet).
Hoe ouder het bosbestand wordt, hoe groter de kans op soorten als de bosuil en de grote en kleine bonte specht, soorten die b.v. in het Vondelpark voorkomen. Het ouder worden van de bomen houdt niet automatisch in dat er niet af en toe zal moeten worden ingegrepen. Bij opgroeiende bosschages bestaat het risico dat de kroonlaag zo dik wordt dat de struiklaag achteruit gaat en het bos de randen verliest, te open wordt en de toegankelijkheid voor mens en hond teveel toeneemt. Dit is nadelig voor vogels die in het struweel broeden. Voor een gevarieerde zangvogelstand is het belangrijk naar variatie in de begroeiing te blijven streven.
Wat betreft de natte zone is het handhaven van een gevarieerde oeverbe- groeiing met onder meer rietkragen van belang. Van de Veen adviseerde tevens een - voor mensen - onbereikbaar - eilandje met uitbreiding van rietkragen zodat er een uitstekend broedbiotoop voor grote en kleine karekiet, rietzanger, fuut en waterhoen ontstaat. Misschien zou zo'n plan goed aan kunnen sluiten op het idee van Martin Melchers (zie H.4) om een broedbiotoop voor ringslangen aan te leggen.
Ga voor actueel nieuws over het Flevopark naar de Facebookpagina
Website Vereniging Vrienden van het Flevopark